Op 28 mei 1940 had het Belgisch leger gecapituleerd en werden de tienduizenden krijgsgevangenen weggebracht. Velen werden op mars gezet richting Nederland om daar op boten geplaatst te worden richting Duitsland.


Oudenbosch - Bosschendijk, een 20 km. van Willemstad. De man met de fiets is een krijgsgevangen Belgische aalmoezenier.
Foto - Facebook - Oude foto's en feiten uit Halderberge.

In mei 1940 trokken de vele voorbijvarende schepen op het Hollands Diep de aandacht van inwoners van Willemstad. Het waren grote schepen, zgn. rijnaken, propvol met voornamelijk Belgische krijgsgevangenen en een minderheid Franse krijgsgevangenen. Deze gevangenen werden via de grote rivieren naar Duitsland vervoerd. Vanuit onder meer het Gentse werden de gevangen militairen naar Walsoorden gebracht. Deze tocht verliep deels per tram, deels te voet, via Axel en Zaamslag en verder naar Walsoorden.

Hier werd ingescheept en ging de reisweg via een kanaal door Zuid-Beveland, het Hollands Diep, de Waal en de Rijn richting Duitsland. Af en toe legde een van deze schepen aan in Willemstad om water in te slaan.






























Men had de Duitse Ortskommandant van Willemstad er reeds op gewezen dat er op 13 mei 1940 Duitse magneetmijnen waren afgeworpen in het Hollands Diep. Maar hij had hieraan geen verdere aandacht geschonken.


Op 28 mei 1940 had het Belgisch leger gecapituleerd en werden de tienduizenden krijgsgevangenen weggebracht. Zoals hierboven vermeld, gebeurde dit onder meer per schip. Rond 9 uur in de voormiddag, op donderdag 30 mei 1940, vertrok uit Walsoorden een konvooi dat uit vier schepen bestond. C. van Nispen schrijft dat hij voor een groot deel van zijn bijdrage steunde op een anoniem ooggetuigenverslag dat door een Belgische militair, vermoedelijk een aalmoezenier, was opgesteld.



Het schip “Rhenus 127” vaarde als tweede in het konvooi. De daareven vermelde militair die dit verslag schreef, bevond zich op het derde schip, juist achter de “Rhenus 127”. Op dit schip bevonden zich uitsluitend Belgische militairen. Volgens dit verslag was aan de krijgsgevangenen meegedeeld dat de eerste halte tijdens de reis naar Duitsland Dordrecht zou zijn.


Omstreeks 19.20 uur op 30 mei 1940 klonk er plots een vreselijk luide knal die in Willemstad de huizen deed daveren: de “Rhenus 127” was op één van de magnetische mijnen gelopen die de Duitsers hadden gedropt!

Onze onbekende Belgische militair schreef, althans volgens C. van Nispen, dat honderden drenkelingen in het water dreven en dat anderen, samen met het opengereten schip, in de diepte zonken. Het was een hels tafereel: de “Rhenus 127”, de kiel opengereten, richtte zich met de voorsteven even op en vormde met de achtersteven als het ware een rechte hoek. Er ontstond grote paniek op het overvolle, zinkende schip: geschreeuw, gekrijs, angstkreten en daar bovenuit het aanhoudende gehuil van de scheepssirene…

Daar geen inschepinglijsten werden opgesteld, is niet geweten hoeveel Belgische militairen aan boord waren. Men kan geredelijk aannemen dat er per schip circa 1200 personen aan boord waren.

De “Rhenus 127” zonk op vrij korte tijd zo?n 700 meter ten noorden van Willemstad en circa 300 meter uit de wal.


We laten de ooggetuigen, d.w.z. de militairen, waarbij verschillende “brancardiers”, die van op de twee volgende schepen de ramp meemaakten, aan het woord.



“De brancardiers op het andere schip zagen nu een bruine massa rondspartelen in het schuimende en golvende water: tientallen soldaten waarvan sommige poogden te zwemmen. Maar het koude water, de dichtsluitende soldatenjassen en de loodzware soldatenschoenen beletten een langdurige inspanning; zij spoelden

verder mee met de verschillende stromingen van de watergeulen. Men stond machteloos: er was geen hulp te bieden. De priesters [de aalmoezeniers] prevelden herhaalde malen de woorden “Ego te absolvo”… Touwen of reddingsboeien waren er niet. Zij [de militairen op de andere schepen] moesten hulpeloos toezien hoe hun kameraden verdronken.”













De ontploffing was niet alleen in Willemstad gehoord en gevoeld, maar werd ook waargenomen tot ver daarbuiten, zelfs tot in Fijnaart .

Aan wal werd het eerste groot alarm gegeven door de Nederlandse Luchtbescher-mingsdienst en vervolgens door de Duitse Kommandant van Willemstad. Met militaire motorbootjes werd ter hulp gesneld. Ook de vissers en andere mensen uit Willemstad schoten met hun boten en scheepjes ter hulp. De drenkelingen waren helaas zo talrijk dat redding een haast hopeloze zaak scheen. Om de ramp nog erger te maken, stroomde uit de “Rhenus 127” olie! Ik citeer C. van Nispen: “Vaak moesten ze [de drenkelingen] aan de kleren worden opgeheven omdat de uitgestoken handen te glad [te vettig van de olie] waren om hen zo in de boten te trekken. Dokter Schiphorst schrijft dat sommigen van de redders zo in hun taak opgingen dat zij overboord sprongen om de zinkenden het hoofd boven water te houden. Een Duitse soldaat had een Belg met zijn tanden bij de haren vast en trachtte tegelijk met een hand een tweede Belg van de verdrinkingsdood te vrijwaren.”


Andere getuigenverklaringen zijn echte gruwelverhalen. Alfons Leyssens die aan boord van de “Rhenus 127” was, verwoordde later het drama aldus: “Een verschrikkelijk schouwspel dat geen mens, zelfs geen overlevende van de ramp, in staat is te beschrijven. Ik stond op het dek toen het schip met een hevige slag in tweeën gescheurd werd door de ontploffing van de mijn. Meters hoog vloog ik de lucht in, beschreef een kleine boog zodat ik in het water terecht kwam. Ik ging zo diep dat ik juist op tijd aan de oppervlakte verscheen om te ademen. Maar daar zag ik dat ik een dijbeen in handen had: heel waarschijnlijk van een der Duitse wachten die zich op het schip bevonden, want rond het been bevond zich een stuk grijs uniform. Uit vrees voor verdere ontploffingen zwom ik van het schip weg, ondertussen uitziende naar een balk of stuk hout waaraan ik me zou kunnen vastklampen om wat uit te rusten. Maar niets, niets dan splinters hout die op het water dreven. Ik was op 1000 meter van de oever en moest blijven rondzwemmen om boven te blijven. Tot eindelijk een vissersboot naderde en een reddingsboei uitwierp naar een soldaat die in mijn nabijheid was. Juist als deze de reddingsboei wilde grijpen, zonk hij en verdween. De band werd ingehaald en naar mij geworpen. Zo werd ik gered …”


Ook de burgers kwamen ter hulp. De aan land gebrachte drenkelingen kregen de eerste zorgen toegediend en kleer- en linnenkasten werden leeggemaakt om de soldaten droge en propere kleding te geven. Inwoners van Willemstad zetten koffie en thee, smeerden boterhammen à volonté, en, wat sommige van de geredden het meest smaakte, was een sigaret.


Ook uit naburige gemeenten kwam al snel hulp. Er werden met spoed maatregelen getroffen om de zwaargewonden naar ziekenhuizen te vervoeren. Lichtgewonden werden ter plaatse verzorgd onder meer door de reeds vermelde dokter Schiphorst uit Willemstad, door de dokters Van Schaik en De Ruiter uit Klundert, dokter De Visser uit Fijnaart, de dokters Kock, Van der Linden en Van der Velden uit Zevenbergen en de dokters Westerweel en Strengers uit Dinteloord. Van overal kwamen er verpleegsters en helpsters opdagen. De geredde soldaten werden bij de burgers thuis opgenomen om er verzorgd te worden. Het was, in drie woorden: één grote solidariteitsactie, die ver boven alle politiek of geloof uittorende.


C. van Nispen geeft in zijn bijdrage een uitgebreid relaas van deze ramp en van alle inspanningen die de inwoners van Willemstad en omliggende gemeenten zich getroostten om de honderden overlevenden op te vangen, te verzorgen en te helpen.


Op zaterdag 1 juni 1940 had, volgens C. van Nispen, in het katholiek parochiekerkje van Willemstad een dienst plaats voor de drie eerste Belgische militairen die bij de ramp waren omgekomen. Ze werden in Willemstad begraven. Duitse soldaten bewezen de doden militaire eer op het kerkhof met drie salvo’s!

Op zondag 2 juni 1940 liepen om 8.15 uur andermaal twee rijnaken voor Willemstad op een mijn. Er waren gelukkig geen gevangenen aan boord. Nog dezelfde dag, om 15.30 uur, liep een Duits motorbootje op een mijn. De ontploffing was zo hevig, dat van de twee Duitse soldaten die aan boord waren, niets werd teruggevonden.

Op 5 juni 1940 stuurde de Duitse Ortskommandant een officieel schrijven naar de burgemeester van Willemstad: “Es ist mir ein Bedürfnis, Ihnen und der gesamten Bürgerschaft von Willemstad, insonderheit aber den hilfsbereiten und tapferen Frauen und Mädels, für die durch die Minenexplosion am 30. Mai 1940 erforderlich gewordene Hilfe am Rettungswerk der belgischen Kriegsgefangenen, meine volle Anerkennung auszusprechen. Die gezeigte Einsatzbereitschaft und der an den Tag gelegte Opfermut haben die edle Gesinnung der Bevölkerung gezeigt. Ich darf Sie bitten, dieses Schreiben nach Übersetzung in die holländische Sprache durch Aushang der Einwohnerschaft zur Kenntnis zu bringen.”


Er wachtten echter nog triestige dagen: de berging van de vele lijken. Begin juni 1940 werden de eerste doden opgevist uit het Hollands Diep. Om het afdrijven van de lijken te voorkomen gingen dagelijks een aantal personen op zoek naar verdronkenen. Er werden ploegen samengesteld om deze onaangename karwei uit

te voeren. Eén ploeg ging op het water de lijken opsporen, aan het bootje vastmaken en vervolgens naar de wal brengen. Een tweede ploeg, aan land, moest de persoonlijke bezittingen en naamplaatjes van de doden recupereren. Ten slotte was er nog een derde ploeg die de graven moest delven.


De lijken spoelden niet alleen in Willemstad aan, maar in bijna alle gemeenten langsheen het Hollands Diep. Eén van de schippers die lijken ging opvissen vertelde o.m. “Ik herinner me nog een keer dat we zeven lijken tegelijk moesten slepen en dat we niet tegen de stroom opkonden […] Het gezicht van de man die met open ogen naar mij toegewend lag, zal ik nooit vergeten, ook weet ik nog dat ik tegen hem praatte […] Het werk dat de anderen moesten doen was ook verre van gemakkelijk. Denk je maar eens in: uren door het riet en de komen. Op het laatst werd het vinden vergemakkelijkt door de meeuwen en de kraaien, en eenmaal dichterbij gekomen door de wolken vliegen.”


De identificatieplaatjes en de persoonlijke bezittingen van de opgevisten werden gereinigd, ontsmet, afzonderlijk verpakt en aan het Rode Kruis bezorgd. C. van Nispen vermeldt in zijn bijdrage, dat op zaterdag 1 juni 1940 voor de eerste Belgische soldaten een lijkdienst werd opgedragen (zie hierboven). Wat verder in dezelfde bijdrage vinden we echter: “Op 4 juni (9) werden de eerste twee lijken geborgen; zij werden nog in een kist begraven. Op 5 juni moesten 15 lijken begraven worden, enkele daarvan konden nog gekist worden; de overigen vonden in een massagraf hun laatste rustplaats. ?s Anderendaags weer 31 lijken […] Op 7 juni bereikte men het trieste record van 32 …”.

Waardoor dit verschil in data is ons onbekend. Een schrijf- of tikfout? Een slecht begrepen verklaring of mededeling?


Bij het bergen van de “Rhenus 127”, einde augustus 1940, werden nog 22 zwaar verminkte lijken gevonden, waaronder de Duitse schipper. Vijf onder hen konden niet meer worden ge•dentificeerd. De begrafenis van deze slachtoffers vond plaats in een massagraf. De lijken waren niet gekist, werden met twee op elkaar gestapeld en vervolgens bestrooid met ongebluste kalk … We mogen hierbij niet uit het oog verliezen dat deze lichamen reeds een drietal maanden, in volle zomer, in het water lagen.


De “Rhenus 127” werd later geborgen en hersteld (!) en is onder de naam “Grebbeland” terug in de vaart gekomen. Later werd deze boot omgebouwd tot “Kerkschip”.


( Tekst- Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen )

( Foto's www.)

( Bidprentjes - eigen verzameling.)



Rijnaken volgeladen met Belgische krijgsgevangenen.

De Rhenus 127 , een paar dagen na de ramp.

De oorspronkelijke begraafplaats op het kerkhof van de Protestante kerk van Willemstad, NL.

Foto's BEL-MEMORIAL.

Het monument ter ere van de omgekomen militairen te Willemstad.

Een paar van de 167 Belgische militairen die omgekomen zijn bij de scheepsramp te Willemstad.

1. Frans M. Willem Schats.

2. Josef Jan Teirlinck.

Soldaat 15de linie.

3. André Verstraete.

4. René Henri Van De Velde.


5. Cyriel T. De Messemaeker.

6. Leo C. Taeymans.

Korperaal 15de linie.

7. Nestor Cappaert.

Brankardier.

8. Bernard-Jean Schellaert.

Soldaat 15de linie.

9. Emile L. E. Van Winghe.

Soldaat 7de Linie.

10. Georges Rosseels.

11. Richard Hutsebaut.

12. Jean Jozef Moers.

Geboren te Broekom 31.08.1915.


(Foto - Ivo Gilisen)



13. Sylva Derouck.

14. Theofiel Ceulemans.

15. Gustave Derveaux.

16. Joannes Constant  Janssens.

17. Jan Torfs.

18. Albert Dupont.

19. Antoine Hontiens.

20. Balcaen Maurice.

21. Brasseur Robert.

22. Van Biesen Cornelius Frans.

Soldaat 11de linie.

23. De Rijck Kamiel Julien.

24. Pierre Simon.

25. De Backer Antoine - Jozef.

26. Neefs Désiré.

Neefs Désiré
Brankardier 15e linie.
Geboren te Mechelen op12.10.1907.

27. Eduard Verstraeten.
Soldaat 15e linie.

August Michiels.
Geboren te Putte 20.10.1906.
Soldaat 11de linie.

Totaal 49 van de 167.